De kwaliteit van de zorg in Nederland staat onder druk en presteert op onderdelen middelmatig. Dat zei zorgminister Ernst Kuipers in het begrotingsdebat met de Tweede Kamer.
Hij noemde onder meer de eerstelijnszorg (zoals huisartsen), de ggz en de langdurige zorg. Ook zijn er gezondheidsverschillen tussen rijk en arm. “Die bezorgdheid delen we met elkaar,” zei Kuipers.
Nederland heeft een zorgstelsel dat “alles in zich heeft om zorg van wereldklasse te bieden”. De brede roep om betere zorg komt niet uit de lucht vallen, ziet de minister. “Als je de kwaliteit van zorg vergelijkt met die van ons omringende landen, dan moeten we constateren dat we op onderdelen helaas middelmatig presteren.”
Een voorbeeld van Kuipers was het tekort aan huisartsen en tandartsen. Daardoor kunnen veel mensen geen huis- of tandarts vinden. Bovendien “maakt het uit waar je wieg staat en maakt het uit of je de weg in de zorg kent.” Zorgen hierover en de daaruit voortvloeiende gezondheidsverschillen hebben recent ook de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) en het Zorginstituut Nederland geuit. Dat deed de Tweede Kamer eerder deze week ook, tijdens het eerste deel van de begrotingsbehandeling.
De uitdagingen in de zorg zijn “enorm”. Die kunnen alleen “het hoofd worden geboden als we dat integraal doen,” zei Kuipers. De focus van alle zorg- en hulpverleners moet in zijn ogen liggen op meer samenwerken en minder op concurrentie. “De zorg moet digitaal waar het kan en fysiek waar het moet.” Dat is volgens hem de eerste aanzet om de zorg toegankelijk te houden en beter te maken.
Dit vraagt om een lange adem, waarschuwt hij. Daarnaast moeten keuzes worden gemaakt. “Niet alles kan altijd overal,” zei hij aan het begin van het debat dat donderdagavond wordt afgerond.